In deze oefening leer je:
Wat ga je lezen? Met je ogen kun je de wereld om je heen zien. Je weet hoe je ouders eruit zien, welke kleur de bloemen in de tuin hebben en hoe een bos eruit ziet. Maar hoe werken je ogen precies?
Wat weet je al?
Maak de zinnen af. Vul de juiste woorden in. Let op: je houdt woorden over.
Kies uit: pupil - horen - kleuren - zien - wenkbrauwen - wimpers